zaterdag 1 juni 2013

Gedachten van een vraagschrijver


Als ik een boek af heb, kan ik me het moment van ontstaan, het moment waarop dat eerste idee zich aandiende, me vaak al niet meer herinneren. En niet alleen dat; ik ben alle inspanning die het produceren van een boek kost, vergeten op het moment dat het werk is gedaan (ze zeggen dat barende vrouwen alle pijn vergeten op het moment dat ze hun kind vasthouden, misschien is het zoiets). Maar ik hoef maar terug te kijken naar de vele versies, de paginalange bestanden met aantekeningen en rode draden, de mappen vol ‘deleted scenes’, om te weten dat het niet vanzelf ging. Het bloed mag spreekwoordelijk zijn (al bijt ik geregeld mijn vingers kapot), zweet en tranen worden achter de laptop heus wel vergoten. 

Andere mensen mogen zich buigen over kippen en eieren; als ik niet kan slapen, lig ik vaak na te denken over de vraag of de plot er het eerst was of misschien toch de personages. Een bepaald verhaal vraagt om bepaalde personages, maar maakte de plot het personage of andersom? Of ontstonden ze tegelijkertijd bij wijze van package deal? Plot roept: ‘Ik kan alleen functioneren als de personages die je verzint aan die en die voorwaarden voldoen.’ Personage zegt: ‘Ik ben alleen bereid mijn volle potentieel te tonen als het verhaal zich zus en zo ontwikkelt.’

Als George in De sterren stil een ondernemende positivo was geweest, was de helft van mijn verhaal ingestort. Maar George is een man met grote verwachtingen en het onvermogen ernaar te leven, iemand die alleen tweedehands kan leven en dat doet via zijn vriend, tot die verraad pleegt in Georges ogen, verraad aan het leven, verraad aan George en verraad aan zichzelf. Aan het slot maakt George voor het eerst een keuze. Hij doet iets, en met die daad geeft hij de regie over zijn leven uit handen. Zijn redding, zijn ondergang? Of alleen het noodlot waarover hij zo graag nadenkt? Hoe maakbaar is het leven? De lezer mag het zeggen.

Maar het verhaal begon niet bij George. Toevallig weet ik van De sterren stil nog wel wat de kiemcel was: het beeld van een meisje in een lege kerk. Nadenken over waarom dat meisje in die lege kerk zat, leverde een verhaal op dat in de woorden van Tolkien ‘grew in the telling’. Maar niet in het wilde weg; ik moest een eindpunt en een onderlinge samenhang construeren om te voorkomen dat de gedachten en belevenissen van dat meisje tot in het oneindige uitwaaierden. Een meisje met dromen en gedachten, maar geen meisjesdromen en -gedachten, iemand die wel een dubieus experimentje aandurft om antwoorden te krijgen op levensvragen.

Vormden zij de plot of vormde de plot hen? Een zinloze vraag, want waar het om gaat, is dat ze samen de uitkomst zijn van een proces. Plot en personages groeien niet naast elkaar, maar door elkaar en vanuit elkaar. Ze wrijven langs elkaar en soms brengen de gebeurtenissen facetten van de personages tot glanzen, soms slijpen de karaktertrekken van de personages de plot een graadje fijner. Ik vraag me af of we het dan nog wel over karakterschrijvers en plotschrijvers kunnen hebben. Ook een schrijver die zich louter op karakters richt, ontkomt niet aan een plot, zelfs al is die plot niet meer dan een serie opeenvolgende gebeurtenissen zonder dramatische ontknoping. En een plotschrijver zal zijn personages zodanig moeten vormen dat ze een logische rol vervullen in zijn verhaal. Als ik mezelf zou moeten classiciferen, zie ik mezelf vooral als een vraag-schrijver. ‘Wat als...?’ Het boek dat uiteindelijk van de persen rolt, is een van de mogelijke antwoorden. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten