Een mooi artikel van Arno Kantelberg over Eindhoven in het Volkskrant Magazine van afgelopen weekend bezorgde me iets wat ik nog niet eerder had ondervonden: een milde vorm van heimwee (de naam Kantelberg alleen al bracht me weer terug naar Eindhoven; ik zag de auto’s van rijschool Kantelberg weer rijden, met de gekantelde A in de naam op het dak). Eindhoven, de stad waar ik ben geboren, waar ik vanaf mijn tiende naar school ging (zesentwintig kilometer fietsen per dag). De lelijkste stad van Nederland.
Ik wilde er altijd weg. Op het station keek ik in de richting waarin de sneltreinen verdwenen, want die gingen naar interessante steden als Utrecht, Den Haag, Amsterdam. Mijn trein ging altijd de andere kant op, het Brabantse platteland in. Alle verhalen die ik in die periode schreef, gingen over weggaan. En eenmaal mijn diploma op zak greep ik de kans. Een zomer werken in Frankrijk, een jaar in Wenen, een studie in Utrecht, banen in Amsterdam, een schrijfperiode in Londen. Eindhoven lag ver achter me. Als je afstand zou meten in gevoel in plaats van kilometers, dan lagen Londen, Barcelona en Berlijn dichterbij.
Maar nu - één artikel en de herinneringen komen los. Als ik bij bij mijn opa en oma in hun flat vlakbij het centrum logeerde, luisterde ik ‘s nachts naar het altijd razende verkeer. Intrigerend vond ik die stadsgeluiden, die zee van lichtjes vanaf het balkon en het eeuwig ronddraaiende Philips-logo. ‘s Zaterdags naar Van Leest - dé platenzaak van Eindhoven - om mijn zakgeld om te zetten in muziek. McDonalds opende eind jaren zeventig een vestiging in het centrum - ook aangehaald in het artikel - en mijn moeder nam mij en m’n broertje mee voor een hamburger en een milkshake, want dat was nieuw, Amerikaans en spannend. Aan de muren zonnige foto’s van exotische oorden en lurkend aan die milkshake waande ik me een wereldburger. Ik bezocht er mijn eerste concerten, rookte er mijn eerste joint, stond op het podium van het Globetheater, liet me door het uithangbord van een restaurant tot een personage inspireren. En nog honderdduizend andere herinneringen, te particulier om een ander mee te vervelen. Eigenlijk was de wereld in Eindhoven helemaal niet zo ver weg als ik toen dacht. De wereld, dat is wat je van een plek maakt, zelfs al ben je in je hoofd ergens anders. De wortels zitten dieper dan ik dacht.
Ik heb de stad zien groeien, korenvelden die werden volgebouwd, het terrein tegenover de flat van mijn grootouders waar de zigeuners ieder jaar hun kamp opsloegen is nu louter baksteen. Een mooie stad is het nog steeds niet. Maar dat maakt niet uit. Het is voor een groot deel het decor van mijn eerste negentien jaar en dat gaat nooit meer over. Gelukkig maar.
Jezus waaghalskerk dat is me bij gebleven en zaterdag avond schichtig alleen lopen op het oneindig treurige Stratumseind. Ik durfde niets toen, nu nog niet.
BeantwoordenVerwijderen