vrijdag 14 juni 2013

Tegen de verketening van het winkelen

De City rukt steeds verder op.

Er is geen plek op de wereld als het Londense East End (cliché maar waar!). Door de eeuwen heen de eerste halte voor immigranten op de vlucht voor vervolging of op zoek naar een beter leven; de Franse hugenoten in de achttiende eeuw, de joden in de negentiende, de Bengalen in de twintigste. In de achttiende eeuw hét centrum van de zijdeweverij, dankzij die hugenoten die hun vak daar voortzetten - Spitalfields is nog steeds vermaard om zijn zijdewevershuizen, waarvan er één in Folgate Street in oorspronkelijke staat te bezichtigen is -, begin twintigste eeuw vervallen tot de afgrond van armoede en ellende waar de Amerikaanse schrijver Jack London zeven weken in onderdook om zijn huiveringwekkende boek The People of the Abyss te schrijven. 

Inmiddels, de laatste twintig jaar, is het East End hip en steeds meer ‘gentrified’, met als gevolg dat veel val de kleine zelfstandigen, familiebedrijven die soms al generaties lang worden gerund, in de strijd om de grondprijzen het loodje leggen. En niet alleen eenpersoonsbedrijfjes met historische waarde hebben het moeilijk; ook nieuwe creatieve en alternatieve ondernemingen moeten knokken voor hun bestaan. De aangrenzende City rukt op en jaagt de huurprijzen astronomische hoogten in. Je hoeft Spitalfields Market, nu Old Spitalfields Market geheten, maar te bezoeken om het symbool te zien; eeuwenlang werd er de grootste groente- en fruitveiling in de omgeving gedreven maar toen die in de jaren negentig sloot, werd het gebouw herbouwd tot een winkel- en eetparadijs; een hal voor antiek- en vintagemarkten en daaromheen nieuwbouw waar de ‘verketening’ van het winkelen grof heeft toegeslagen.

Om het hoofd te bieden aan die ontwikkelingen hebben veel van de overgebleven kleine zelfstandigen zich nu - met gevoel voor historie - in november vorig jaar verenigd in de East End Trades Guild. Al ruim een half jaar volg ik op Spitalfieldslife.com hun verrichtingen en intussen is er al aardig wat bereikt: erkenning door de regering dat de economische waarde van kleine bedrijven voor een gebied niet onderdoet voor die van winkelketens, compensatie voor omzetverlies tijdens de aanleg van een nieuwe spoorlijn, behoud van een winkel waarvan de ondernemer eruitgezet dreigde te worden door de verhuurder die er een keten-winkel in wilde vestigen. 

Waarom schrijf ik dit? Omdat ik blij word van het feit dat kleine partijen met samenwerking grote dingen kunnen bereiken. Dat de macht blijkbaar niet altijd aan het geld en de schaalvergroting hoeft te zijn. Omdat ik blij word van de gedachte dat ik - en vele anderen - bij een volgend bezoek aan Londen weer even binnen kan kijken bij Gardners’ Market Sundriesmen, een toeleveringsbedrijfje voor winkels waar je papieren zakken in alle vormen, soorten, kleuren, maten en hoeveelheden kunt krijgen, een curiosum op zich, en dat nu gerund wordt door de vierde generatie Gardner. Of een sandwich eten bij Leila’s Shop, een biologische winkel en lunchroom waar je zo ongeveer het lekkerste brood van Engeland kunt krijgen. Om er maar een paar te noemen. Want voor winkelketens kun je naar Oxford Street, de Kalverstraat en naar ieder ander winkelcentrum in iedere andere stad in Europa.

Met dank aan Spitalfields Life

maandag 10 juni 2013

Vliegers en parachutes


In het verpleeghuis denk ik vaak aan kruiswoordpuzzels. Zoals mijn moeder ze vaak maakte (dat had ze een tijd, nu is het over). Dan vulde ze de puzzel in de krant in met potlood en als ze hem af had, gumde ze de woorden uit en maakte hem opnieuw, en dan gumde ze alles weer uit en maakte hem weer opnieuw tot ze de krant stuk gumde. Ik kocht een puzzelboekje voor haar van mijn zakgeld, want blijkbaar had ze aan één puzzel per dag niet genoeg. Maar die maakte ze ook steeds opnieuw, tot de bladzijden zowat doorzichtig waren van het gummen. In die uitgegumde hokjes kon je dan nog heel vaag de letter zien die in dat hokje moest wonen. Dat is het verpleeghuis. Allemaal kamertjes waar mensen in wonen die bijna uitgegumd zijn, maar als je heel goed kijkt, zie je nog wat er heeft gestaan. 

Uit: De sterren stil

zaterdag 1 juni 2013

Gedachten van een vraagschrijver


Als ik een boek af heb, kan ik me het moment van ontstaan, het moment waarop dat eerste idee zich aandiende, me vaak al niet meer herinneren. En niet alleen dat; ik ben alle inspanning die het produceren van een boek kost, vergeten op het moment dat het werk is gedaan (ze zeggen dat barende vrouwen alle pijn vergeten op het moment dat ze hun kind vasthouden, misschien is het zoiets). Maar ik hoef maar terug te kijken naar de vele versies, de paginalange bestanden met aantekeningen en rode draden, de mappen vol ‘deleted scenes’, om te weten dat het niet vanzelf ging. Het bloed mag spreekwoordelijk zijn (al bijt ik geregeld mijn vingers kapot), zweet en tranen worden achter de laptop heus wel vergoten. 

Andere mensen mogen zich buigen over kippen en eieren; als ik niet kan slapen, lig ik vaak na te denken over de vraag of de plot er het eerst was of misschien toch de personages. Een bepaald verhaal vraagt om bepaalde personages, maar maakte de plot het personage of andersom? Of ontstonden ze tegelijkertijd bij wijze van package deal? Plot roept: ‘Ik kan alleen functioneren als de personages die je verzint aan die en die voorwaarden voldoen.’ Personage zegt: ‘Ik ben alleen bereid mijn volle potentieel te tonen als het verhaal zich zus en zo ontwikkelt.’

Als George in De sterren stil een ondernemende positivo was geweest, was de helft van mijn verhaal ingestort. Maar George is een man met grote verwachtingen en het onvermogen ernaar te leven, iemand die alleen tweedehands kan leven en dat doet via zijn vriend, tot die verraad pleegt in Georges ogen, verraad aan het leven, verraad aan George en verraad aan zichzelf. Aan het slot maakt George voor het eerst een keuze. Hij doet iets, en met die daad geeft hij de regie over zijn leven uit handen. Zijn redding, zijn ondergang? Of alleen het noodlot waarover hij zo graag nadenkt? Hoe maakbaar is het leven? De lezer mag het zeggen.

Maar het verhaal begon niet bij George. Toevallig weet ik van De sterren stil nog wel wat de kiemcel was: het beeld van een meisje in een lege kerk. Nadenken over waarom dat meisje in die lege kerk zat, leverde een verhaal op dat in de woorden van Tolkien ‘grew in the telling’. Maar niet in het wilde weg; ik moest een eindpunt en een onderlinge samenhang construeren om te voorkomen dat de gedachten en belevenissen van dat meisje tot in het oneindige uitwaaierden. Een meisje met dromen en gedachten, maar geen meisjesdromen en -gedachten, iemand die wel een dubieus experimentje aandurft om antwoorden te krijgen op levensvragen.

Vormden zij de plot of vormde de plot hen? Een zinloze vraag, want waar het om gaat, is dat ze samen de uitkomst zijn van een proces. Plot en personages groeien niet naast elkaar, maar door elkaar en vanuit elkaar. Ze wrijven langs elkaar en soms brengen de gebeurtenissen facetten van de personages tot glanzen, soms slijpen de karaktertrekken van de personages de plot een graadje fijner. Ik vraag me af of we het dan nog wel over karakterschrijvers en plotschrijvers kunnen hebben. Ook een schrijver die zich louter op karakters richt, ontkomt niet aan een plot, zelfs al is die plot niet meer dan een serie opeenvolgende gebeurtenissen zonder dramatische ontknoping. En een plotschrijver zal zijn personages zodanig moeten vormen dat ze een logische rol vervullen in zijn verhaal. Als ik mezelf zou moeten classiciferen, zie ik mezelf vooral als een vraag-schrijver. ‘Wat als...?’ Het boek dat uiteindelijk van de persen rolt, is een van de mogelijke antwoorden.