maandag 4 maart 2013

Emily Dickinson in de Marnixstraat


De eerste keer dat ik in Amsterdam door de Marnixstraat kwam, zat ik in de tram en staarde naar buiten. Mijn blik viel op een huis en toen op het gedicht op de muur van dat huis. 

To make a prairie it takes a clover and one bee-- 
One clover, and a bee, 
And revery. 
The revery alone will do 
If bees are few. 

Het is van Emily Dickinson en de rest van de dag zong het rond in mijn hoofd. Hoe langer ik over die vijf ogenschijnlijk simpele regels nadacht, hoe meer ze zeiden. Om een prairie te maken, heb je niets meer nodig dan een klaverbloem en een bij. De bij is het symbool van de vruchtbaarheid, de bestuiving die ervoor zorgt dat dingen ontkiemen en uit het allerkleinste iets groots kan groeien. Maar ook als die bij niet voorhanden is, is er geen man overboord. Verbeelding alleen kan al genoeg zijn om iets te scheppen. Mooier kun je de kracht van fantasie niet verwoorden. 

Fantasie is een van die dingen die de mens tot mens maakt. Verbeeldingskracht stelt ons in staat ons in een ander te verplaatsen, voorstellingen te maken van de effecten van ons handelen, laat ons boven onszelf uitstijgen en kan de wereld veranderen. Uitvindingen, wetenschappelijke ontdekkingen, bedrijven, ze begonnen allemaal met een dagdroom, een idee (en ja, zaken als oorlog, racisme, vervolging helaas ook). Of hoe iets onstoffelijks tot tastbare resultaten leidt.

Het onstoffelijke kan ook onstoffelijk blijven. Om dicht bij huis te blijven: de wereld in een boek bestaat alleen in het hoofd van de schrijver; personages die nooit werkelijk van vlees en bloed zullen zijn, gebeurtenissen die nooit echt hebben plaatsgevonden of zullen plaatsvinden. Er is materie voor nodig - inkt en papier - om het over te dragen, maar de wereld van het verhaal is onstoffelijk en blijft het: in het hoofd van de lezer ontvouwt die wereld zich opnieuw, of wordt zelfs herschapen, want een lezer voegt er altijd iets van zichzelf aan toe. En misschien heeft het verhaal de macht iets te veranderen in het hoofd van de lezer. Geen originele observatie, ik weet het, maar die overdracht van fantasie naar fantasie blijft me verwonderen. (Rare gedachte ook dat je als gretige lezer al gauw meer fictieve mensen kent dan echte).

Dat ik over zulke dingen mijmer, heeft natuurlijk te maken met het feit dat ik aan het broeden ben op deel drie van De verborgen universiteit. Zo’n nieuw te schrijven boek geeft even de illusie van ultieme vrijheid. Ik weet waar het moet eindigen, maar voor ik daar ben, kan er nog van alles gebeuren. Uiteindelijk is schrijven vooral een kwestie van keuzes maken. Personage A kan X of Y doen. Actie X kiezen sluit actie Y uit, en zo vang ik naarmate ik verder kom het verhaal steeds meer in zijn eigen grenzen, spijker ik het vast aan zijn eigen interne logica. Maar voorlopig ligt alles nog even open en kan mijn fantasie de gekste kanten op. Iedere inval lijkt nu nog op het vinden van een ruwe diamant die ik tussen mijn vingers ronddraai om te onderzoeken hoe ik ‘m het beste kan laten schitteren. Het moment dat het verhaal nog in één kiemcel, één glanzend beeld voor me ligt (en de ervaring leert dat zodra ik dat uiteen ga rafelen, ik onherroepelijk op het punt komt dat het zijn glans verliest, dat ik besef dat het nooit zo mooi kan worden als het in dat ene visionaire moment was, dat het dan een kwestie wordt van achter die laptop blijven zitten en die slotscène voor ogen houden. Maar zover is het nog niet). 

Als je een keer door de Marnixstraat komt, hou je ogen open. Of koop een bundel van Emily Dickinson, zit je helemaal goed. En dagdroom. Veel heb je er niet voor nodig.